De Opstanding van Jezus uit de dood is geen theologische constructie van teleurgestelde leerlingen, of een louter spirituele ervaring, maar een werkelijk in de geschiedenis en tijd gebeurd historisch feit, betoogt Andries Knevel op de vooravond van Pasen.

.
Eind maart 1979, dertig jaar geleden, reed ik in mijn oude Toyota 1000 naar Frankfurt. Ik ging daar een Joodse geleerde interviewen, Pinchas Lapide, die beweerde dat Jezus wel degelijk uit de dood was opgestaan. De ontvangst was hartelijk, de schaal met koekjes ging rond en Lapide (van wie ik pas veel later begreep dat hij een van de grootste Joodse geleerden van dat moment was) vertelde met stelligheid dat het verhaal uit het Nieuwe Testament klopte, hoewel hij niet geloofde dat Jezus de beloofde Messias was.Zijn belangrijkste argument?Na de kruisiging van Jezus zaten de discipelen als een angstig hoopje bij elkaar, bang om ook de gruwelijke kruisdood te ondergaan. En een paar weken later zie je ze frank en vrij in Jeruzalem vertellen van Jezus en de opstanding, met hetzelfde gevaar voor eigen leven.Wat is er in die tussentijd gebeurd? Iets onvoorstelbaars. ‘Jezus stond inderdaad op uit de dood, het verhaal klopt.’Nu er een boek verschenen is van een dominee onder de titel Geloven in een God die niet bestaat en nu het boek van Paul Verhoeven, Jezus van Nazareth veel herdrukken beleeft, is het nuttig en noodzakelijk na te denken over de historische betrouwbaarheid van de geboortepapieren van het christelijk geloof. Zeker op het moment dat zelfs atheïsten ontroerd over het lijden van Christus zingen, en morgen wereldwijd honderden miljoenen christenen de Opstanding van Christus vieren. En dan niet de Opstanding als metafoor, als een theologische constructie van teleurgestelde leerlingen, of als louter spirituele ervaring, maar als een werkelijk in de geschiedenis en tijd gebeurd historisch feit.Over dit onderwerp is de laatste jaren in de Engelstalige wereld een aantal grote studies verschenen met een reeks aan argumenten die voor de historische betrouwbaarheid van het gebeuren rondom de Opstanding pleiten.Dit is een zin met zeer vergaande consequenties: als Jezus werkelijk, lichamelijk, uit de dood is opgestaan, als God hem heeft opgewekt, moet dat gevolgen hebben voor ieder die deze boodschap hoort.Laat ik een paar argumenten op een rijtje zetten.

Het al eerder genoemde argument van Lapide. Wat is er in korte tijd gebeurd?

De schrijvers van de Evangeliën hebben de punt van hun potlood bijna afgebeten toen ze moesten gaan opschrijven dat vrouwen de eerste getuigen van de Opstanding waren. De getuigenis van een vrouw was in de Joodse en Grieks-Romeinse cultuur letterlijk waardeloos. Ze wisten dus dat ze een aanvechtbaar verhaal aan het opschrijven waren, maar konden niet anders, omdat het kennelijk echt zo gebeurd was. En anders hadden de oor- en ooggetuigen hen wel gecorrigeerd. Een verzonnen verhaal was nooit met de vrouwen begonnen.

In april van het jaar 55 schrijft Paulus een briefje aan een jonge christelijke gemeente in de havenstad Korinthe. Hij meldt daarin dat 500 mensen op een dag de opgestane Jezus hebben gezien. Die mensen waren nog in leven! Ze waren de oor- en ooggetuigen. Als het verhaal van de Opstanding verzonnen zou zijn geweest, had Paulus dit risico nooit aangedurfd.

In dit briefje gebruikt Paulus de woorden ‘ontvangen en overgegeven’, een technisch-rabbinale uitdrukking die aangeeft dat hij een heilige overlevering doorgaf. Die overlevering heeft hij in het jaar 38 in Jeruzalem doorgekregen, nog geen vijf jaar na de dood van Jezus, toen er nog geen legendevorming had kunnen optreden.

Niemand van de leerlingen verwachtte dat, na zijn dood, Jezus zou opstaan. Een opstandingsgeloof in onze tijd en ruimte leefde niet in Israël. Als ze al een verhaal hadden moeten verzinnen, dan een ander verhaal, want dit verhaal zou geen sterveling geloven. Met andere woorden: het was geen constructie die in de lijn der verwachtingen lag. Ze zouden er niet eens op gekomen zijn.

Datzelfde gold voor de Grieks-Romeinse cultuur. In deze wereld was de ziel of geest het goede, en de verpakking, de materiële wereld, het zwakke. Een geestelijke ‘redding’ werd opgevat als een bevrijding van het lichaam. Een verhaal waarin juist een letterlijke opstanding van een lichaam een allesbeslissende rol speelde, zou in deze cultuur als belachelijk van de hand gewezen worden, wat inderdaad ook in Athene gebeurd is.

Als tegenwerping wordt nog weleens de suggestie genoemd, dat de leerlingen het lichaam van Jezus gestolen hebben. Dit argument klopt om drie redenen niet. Ten eerste was er geen enkele verwachting van een vorm van opstanding. Ten tweede wisten de leerlingen ook wel dat een verzonnen verhaal over de opstanding in beide culturen geen enkele kans van slagen zou hebben gehad. Ten derde zouden ze niet bereid zijn geweest voor een door henzelf geconstrueerde leugen te sterven. Enkele discipelen zijn de marteldood gestorven omdat ze het evangelie van een opgestane Jezus hadden verkondigd. Mensen zijn nog wel bereid te sterven voor een verhaal waar ze heilig in geloven, niet voor een door henzelf bedachte leugen.

Hebben de leerlingen het verhaal gewoon verteld, terwijl Jezus nog in het graf lag? Nee, natuurlijk, het eerste dat de Joodse leiders zouden hebben gedaan, was het lichaam van Jezus uit het graf van Jozef van Arimathea halen.

De Evangelisten beschrijven zowel het feit van het lege graf, als van de verschijningen van Jezus aan zijn leerlingen. Als er namelijk verschijningen zouden zijn geweest, zonder leeg graf, zou nog gedacht kunnen worden aan een psychologische verklaring omdat het mensen betrof die veel verdriet hadden. En stel dat de discipelen het lichaam hadden gestolen, dan hadden er nooit verschijningen van Jezus kunnen optreden. Overigens zijn veel leerlingen, ook Paulus, niet na de ontdekking van het lege graf tot bekering gekomen, maar door een verschijning van Jezus.

En legendevorming dan? Nee, want al een paar jaar na het cruciale jaar 33, fungeert er een belijdenis in Jeruzalem over de Opstanding, terwijl dan praktisch alle oog- en oorgetuigen nog leven. Ze hadden kunnen vertellen dat het allemaal onzin was. Paulus schrijft de belijdenis op in de jaren vijftig, dus al heel snel na 33.

Zijn de vier Evangelieschrijvers op een achternamiddag bij elkaar gaan zitten om het hele verhaal van Jezus te verzinnen? Nee, want daarvoor verschillen hun lezingen weer net te veel. Dan had er een betere eindredacteur moeten zijn.

Van geen enkel boek in de Oudheid zijn zo veel manuscripten bewaard als van het Nieuwe Testament, waarbij de oudste handschriften extreem dicht op de originele geschriften zitten en deze weer heel dicht op de geschiedenis die ze beschrijven. Geen tijd dus voor legendevorming of bedrog.

Vormen de bovenstaande argumenten een ‘bewijs’? Geloof en bewijs lijken elkaar uit te sluiten. Wanneer God bewezen is, is geloof geen geloof meer. Maar wel is duidelijk dat de optelsom van aanwijzingen die pleiten voor de historische betrouwbaarheid van de berichten over, en van het feit van de Opstanding, ongemeen sterk is. Zou het sterker kunnen?

Sceptici hebben het moeilijk om alternatieve theorieën te onderbouwen voor alles wat er in die 1ste eeuw gebeurd is.

En toch…

Het christelijk geloof is iets anders dan het aannemen van historisch betrouwbare feiten. Feiten verwarmen je hart niet. Feiten hebben betekenis nodig. En aan de andere kant: een geloof zonder historische basis glipt op den duur als zand tussen je vingers weg.

Ik werd gisteravond niet ontroerd door een feit, maar wel door een persoon. De persoon Jezus die zich zo met mijn leven vereenzelvigde, dat hij in mijn lijden en pijn binnenkwam om mijn leven, met alle zonde en schuld, met zich te dragen aan het kruis.

En morgen zal ik niet juichen omdat ik de feiten op een rijtje heb gezet, maar omdat ik met mijn hele hart geloof dat God Zijn Zoon heeft opgewekt, waardoor er hoop is voor mijzelf en deze hele wereld.

Pasen betekent niet dat Jezus spiritueel in mijn gedachten is opgestaan, waardoor ik het in mijn eentje goed heb, maar dat deze wereld er voor God toe doet. Dat Hij deze wereld niet in de steek laat, maar er intens bij betrokken is. Jezus is lichamelijk opgestaan, in onze tijd en ruimte, in deze aardse werkelijkheid, en dat betekent dat het christelijk geloof goed nieuws is voor een wereld vol onrechtvaardigheid, geweld en pijn. Ik zie er soms niet veel van, maar dat heeft meer te maken met ons in gebreke blijven, dan met de inzet van God.

En dus groeten miljoenen christenen elkaar morgen met de woorden: ‘De Heer is waarlijk opgestaan!’